Met rustige passen liep Yasu de mijn verder in. De toorts die ze in haar hand had brandde fel, en er was genoeg licht om te zien waar er hier naar gezocht werd: steenkool. Ze versnelde haar pas en zag dat het einde nog geen dertig meter van de ingang was. Deze mijn was gesloten. De grote brokken steen die de gang blokkeerden gaven aan dat het hier gevaarlijk was. Met haar vingers gleed ze over de hobbelige wand. Er zat zwart spul op haar vingertoppen. Ze maakte een streep onder haar rechteroog en één over haar neus. Toen draaide ze zich om en ging richting de ingang. Daar kon ze op zich wel blijven. Ze zette haar linnen zak in de opening en ging ernaast zitten. De vlammen van de toorts danste mee op de wind. Weer keek ze naar het vuur. Mooi..